Overslaan en naar de inhoud gaan

Het leven zo nuttig mogelijk besteden

Datum

Stel het leven eens voor als zand in een zandloper. Onverbiddelijk stromen de korreltjes naar beneden. Wat is het moment dat de kegel beneden groter is dan de kegel boven? Dat er meer tijd voorbij is dan er nog rest? Een onmogelijke vraag.

Maar als oud-kapitein Rob Overdijkink woensdagavond 1 juni zijn levensverhaal vertelt in het centrum van Initiatives of Change, weet hij dat dit moment al is geweest. Demonstratief heeft hij een grote zandloper naast hem op de katheder gezet. ‘Alleen een mens vraagt zich af waar hij vandaan komt, wat zijn toekomst zal zijn en wie hij is.’

Tijdens de avond blikt Rob Overdijkink in aanwezigheid van ruim dertig bekenden, vrienden en familieleden terug op zijn leven. Op de dertig dienstjaren bij Shell Tankers, waarin hij als hoofd van een ‘multi-culturele minimaatschappij’ over de wereld voer. Op de oorlog in Zuid-Oost Azië dat zijn ouderlijk gezin verscheurde. En op zijn huwelijk en gezinsleven dat hem door al die jaren heen een houvast van liefde en vertrouwen heeft gegeven.

De avond is de laatste in de reeks Levensverhalen 2016 waarin het thema oorlog en vrede centraal staat. IofC organiseert sinds 2008 bijeenkomsten waarin mensen hun persoonlijke verhaal delen. Het luisteren naar een levensverhaal kan inspireren tot reflectie op eigen leven, keuzes en normen. 

Oorlogsjaren

Rob Overdijkink wordt in 1941 geboren in Indonesië, waar zijn vader een theeplantage beheert. Nog geen jaar later breekt de oorlog ook in Azië uit. Zijn vader wordt bij de Birma spoorlijn te werk gesteld. Zijn moeder en haar drie kinderen komen in een kamp in Batavia terecht. Het leven in het kamp is hard, met urenlange appéls, weinig eten en vernederende straffen.

Persoonlijke herinneringen heeft Rob Overdijkink niet aan deze tijd. Wel voorwerpen. Het kussentje waar hij als peuter tijdens de appèls op mocht zitten. Een mapje dat zijn moeder borduurde voor de verjaardag van zijn zus. ‘Hoe ze aan de materialen kwam is mij nog steeds een raadsel. Ze heeft ons er met buitengewone wilskracht en vindingrijkheid door heen gesleept.’

Na de oorlog vertrekken ze opeengepakt met 1700 anderen in de ruimen van een vrachtschip naar Nederland. Een keer per dag mogen ze aan dek om te luchten. Kort daarna komt ook Rob Overdijkinks vader aan en is het gezin voor even herenigd. Terug in het vaderland. Maar wat voor land? ‘Een straatarm, leeggeplunderd land. Waar wij wel werden opgevangen, maar niet echt welkom waren. Men had genoeg aan zijn eigen leed.’

Als de voormalig werkgever van zijn vader hem vraagt weer naar Indië te gaan zegt hij dan ook gelijk ja. De rest van het gezin blijft in Nederland.

Zwijgcultuur

Overal en nergens thuis. Dat kenmerkt de jaren die volgen. Rob Overdijkink woont eerst bij een oom en tante in Nijmegen in huis, daarna voegt het gezin zich bij zijn vader in Indonesië. De onafhankelijkheidsstrijd maakt hij aan den lijve mee. Zowel hun woonhuis als de onderneming komen onder vuur te liggen. Als hij in het ziekenhuis ligt om zijn amandelen te laten knippen, hoort hij ’s nachts de militairen in de naastgelegen zaal huilen en schreeuwen in hun slaap.

Vlak voor de onafhankelijkheid vertrekt het gezin weer naar Nederland. Over het verleden en de meegemaakte gewelddadigheden wordt nooit gesproken. ‘Jongens huilen niet, en volwassenen al helemaal niet. Het waren de jaren van wederopbouw. Iedereen moest zichzelf redden.’ Al gauw vertrekt zijn vader nogmaals naar Indonesië en in 1953 volgen zijn moeder en zussen. Rob Overdijkink komt bij de rector van zijn Nijmeegs gymnasium te wonen.

Als in Indonesië onder Soekarno het leven voor Nederlanders steeds moeilijker wordt, komt het gezin voor de laatste maal terug. ‘Mijn ouders kochten een huis en ik kwam weer thuis. Maar wat heet thuis. We waren van elkaar vervreemd. Kwestie van weer aanpassen.’

Van stuurloos tot stuurman

Tijdens zijn schooltijd houdt Rob Overdijkink zich met van alles bezig  behalve zijn school. Hij stopt voortijdig en gaat her en der werken, op een boerderij, in een fabriek, bij een deurwaarderskantoor. ‘Ik was een stuurloze jongeman, in conflict met zichzelf en met weinig zelfvertrouwen.’

Daar komt verandering in als hij wordt opgeroepen als dienstplichtige voor de marine in 1960. ‘Ik leerde discipline en doorzettingsvermogen. En de liefde voor varen op zee kreeg een boost.’ Maar, merkt hij ook, zonder opleiding blijven de meeste deuren gesloten. Een droom krijgt vorm en Rob Overdijkink kiest zijn carrière: hij zal kapitein worden.

De ontmoeting met zijn toekomstige vrouw, de verpleegster Ineke de Pous, geeft hem hierbij extra motivatie. Nog voor ze trouwen treed hij in dienst als 4e stuurman bij Shell Tankers en vaart vijf maanden. ‘Ze had dus nog terug gekund, maar deed het niet.’

Hutkoffer vol brieven

Via Ineke en haar familie leert Rob Overdijkink Initiatives of Change (destijds Morele Herbewapening geheten) kennen en het echtpaar helpt mee bij meetings en conferenties. ‘Het gedachtegoed van IofC is een belangrijke rol gaan spelen in onze relatie en gezinsleven.’ Dat is met de lange perioden van afwezigheid en daarna de intensieve verloftijden niet altijd gemakkelijk. ‘Door de lange maandenlange vaartijden raakte je los van elkaars leven.’  

Moderne communicatiemiddelen waren er nog niet. Alleen een enkele keer een gesprek over de korte golf radio, of een brief met wekenlange vertraging. Een stevige basis van trouw, vertrouwen, loyaliteit en geloof was daarom belangrijk. ‘Een hutkoffer vol brieven en 52 jaar later is Ineke nog steeds de liefde van mijn leven.’ Ze krijgen vier kinderen en drie kleinkinderen. ‘Een kleurrijke familie waar we dankbaar voor en trots op zijn.’

Aan boord

Bij Shell Tankers doorloopt Rob Overdijkink alle rangen van stuurman tot kapitein. Het leven op zee kent zijn eigen ritme. Werkdagen duren 10 tot 12 uur. Soms kan de bemanning weken niet van boord. Zo vormt het schip een eigen, geïsoleerde mini-maatschappij, met mensen van allerlei afkomst en geloof. Waar men om moet zien te gaan met elkaars verschillen, emoties, problemen en moet waken voor de ‘tankeritis’, een depressieve toestand als te lang geen wal wordt aangedaan.

Op zijn reizen krijgt Rob Overdijkink te maken met corruptie en conflicten. Zo landt tijdens de Golfoorlog een Skudraket in de haven waar het schip dan is. Een bijzonder moment is het als hij een Japanse kapitein en zijn bemanning redt. Hij legt zijn hand op de schouder van de Japanse kapitein en samen zien ze het schip in de golven verdwijnen. ‘Dan begrijp je elkaar ineens heel goed. Ik heb zo veel verschillende mensen ontmoet aan wal en op het schip. Maar vreugde en verdriet, sterkte en zwakke karakters zijn overal ongeveer hetzelfde.’

Terugkijken

Ook na zijn pensioen blijft het leven druk. Vrijwilligerswerk voor IofC, de studietijd van de kinderen, actief in de kerk. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het leven dat mij gegeven is zo nuttig mogelijk moet besteden.’ De Rob Overdijkinks verruilen vaste wal voor een woonschip en trekken al varend door Nederland. Pas onlangs zijn ze weer aan wal gekomen, in een appartement in Vlaardingen. ‘Ik heb een bevoorrecht leven gehad, en hoop de rest nog nuttig te besteden.’

In het nagesprek blijkt de zwijgcultuur van na de oorlog voor meer mensen herkenbaar. De impact die een oorlog kan hebben op een gezin, als stille aanwezige in het verdere leven. Ook de zandloper en het stil staan bij de tijd die voorbij gaat resoneert na. Een achttienjarige luisteraar, die met de kleinzoon van Rob Overdijkink is meegekomen, noemt het leerzaam te luisteren naar iemands levensverhaal. ‘Ik leef nu van dag tot dag. Maar je moet wel wat doen met je leven, zodat je er tevreden op terug kan kijken.’

Irene de Pous