Overslaan en naar de inhoud gaan

Een leven gewijd aan cultuurbruggen en moreel leiderschap

Datum

Het levensverhaal van Monica Bouman is het verhaal van twee werelden, of eigenlijk dat van een derde wereld, maar die bestaat niet meer. Zij had, om haar verhaal te vertellen, haar leven verdeeld in 12 puzzelstukjes. Voor ieder deel van de puzzel had ze een tas onder een tafel gezet. Een tafel die heel toepasselijk bekleed was met een mooi stuk batik.

Het gevolg van de nootmuskaat

In de eerste tas zaten nootmuskaten, als symbool van de koloniale geschiedenis waar zij uit voortgekomen is. (Op de foto laat Monica  het publiek nootmuskaten ruiken, hier Joty ter Kulve).  

In 1950 gingen haar ouders, die na de Indonesische onafhankelijkheid, als Indo-Europeanen op de schopstoel zaten, naar Nederland. Monica is deel van die gemeenschap die al eeuwen bestond, de nakomelingen van Nederlandse vaders en Indonesische moeders. Onder hen bevonden zich veel ambtenaren en militairen. Wat Indonesië betrof had deze groep voor het westen gekozen en waren ze niet meer welkom in het onafhankelijke Indonesië. 

Met de nootmuskaat is deze geschiedenis begonnen. Ten koste van duizenden levens had Nederland op Banda een monopolie verkregen op deze specerij. Het was het begin van een wereldhandel. Daartoe moesten de handelsculturen uit het oosten verwoest worden. Ook de Indonesische zeevaart stopte en men moest in slavernij voor de Nederlanders werken.

Monica leest een gedicht voor over de beleving van de eilandbewoners rond de Banda Zee.

 

ZEEMANSLIED

Varen wil ik!

al werd ik aan boord geminacht als een slaaf,

varen wil ik!

Varen wil ik!

al moet ik meevaren als kleine gezel.

Ik zal van het schip de Hollanders en vreemdelingen bekijken,

die daar handel drijven.

De handel voert vele schatten aan,

maar ik heb geen geld;

ik heb geen geld

en slinger langs mijn lijf mijn ledige handen.

Ik slinger langs mijn lijf mijn ledige handen,

maar daar zijn kielen waarnaar ik smacht;

daar drijven kielen en zeilen,

waarnaar ik smacht.

Ik smacht naar de muskaatboom, die staat langs de oevers van Bongrat.

Ik smacht naar de bloem letawbel

die staat aan de oever van Bongrat.

Hun beider geur zwaait rond tot aan Bali.

Voorvaderen, komt omhelst ons;

ik smeek u, schimmen der voorvaderen,

die woont alhier.

Geesten der zee die u ophoudt daarginds,

beschut het zeil van hen, die van hoge geboorte zijn … [1]

 

Toen Monica dit jaar in Jakarta was, had haar Indonesische oom het over dit lied, maar dan met betrekking tot het heden, “Surely, you hear Indonesia Pancasila. Nowadays you hear the Mental Revolution. All that is good, but unless you go into the process of “a new birth” we will see darkness – My grand, grand’s father hear to sing about “nenek moyanku, srorang pelaut”(My grand, grand’s father was a sailor -, but we cannot control our seas). We all need to start with a new birth.” Haar oom verwees in de laatste zin naar Joh. 3.3, waar Jezus in gesprek is met Nicodemus, een tekst die ook Monica heel dierbaar is.

Batikkleed met patronenboek

Intussen is Monica aangeland bij het tweede puzzelstuk. Op de tafel met het batikkleed staat het patronenboek van haar moeder, die in 2009 overleden is. Toen Monica daarna haar patronenboek vond, was ze heel ontroerd. Haar moeder die als jonge vrouw de Japanse bezetting en Bersiap periode had meegemaakt, was gericht op het westen. Ze heeft haar leven lang moderne westerse kleding gemaakt. Aan het einde van de 20ste eeuw was batik ook in Indonesië ouderwets. Maar toen Monica dit jaar in Indonesië was, merkte ze dat batik weer in was. Zelf heeft ze de doek, die op de tafel ligt, vorig jaar nog als een slendang gebruikt om een kleinkind in te dragen. Soms gaan dingen een leven lang met je mee en je hecht er geen waarde aan, tot je ze herontdekt, zoals zij met het batikkleed.

Het spreidingsbeleid van de Nederlandse overheid zorgde ervoor dat Monica’s ouders in Twente terecht kwamen. Het was heel apart dat ze gingen wonen in een gebied waar kort voordat zij er kwamen batiks gemaakt werden voor Indonesië.

Haar vader die bij het KNIL gewerkt had, werd vliegtuigmonteur op Vliegbasis Twente. Zijn leven lang heeft hij een liefde gehad voor motoren en vliegtuigen. Als klein kind was ze wat trots op hem. Monica was de oudste van drie kinderen. Na haar kwamen nog broer Peter en zus Linda. De discussies die later op de middelbare school gevoerd werden, deden ze thuis nog dubbel en dwars over. Haar ouders vonden een goede opleiding voor hun kinderen belangrijk, en daarnaast wilden ze hun kinderen innerlijke beschaving bijbrengen, met als motto: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ Ze vond bij tijden die opvoeding  lastig, omdat haar altijd gevraagd werd dingen ook van de andere kant te bekijken. Je kon nooit fanatiek worden, op die manier.  Zo van: wat zou je doen als je zelf vader of moeder was. Eigenlijk, zegt, Monica, had ik moeten antwoorden: En wat zouden jullie doen als je zelf kind was?

Vrijheid op de fiets

Haar vader en moeder pasten zich goed aan de Nederlandse samenleving aan. Tegelijkertijd koesterden zij hun onafhankelijkheid en stimuleerden ook hun kinderen om creatief te zijn en zelfstandig te denken. Maar ondanks die aanpassing, voelde Monica wel altijd dat ze anders was, een buitenbeentje. Ze zegt: ‘Soms zeiden kinderen tegen me: Pinda, uit welk land kom je? Waarom ga je niet terug? Maar dat land, waar ik vandaan kom, bestaat niet meer.’ Ze leerde thuis netjes Nederlands spreken, maar om erbij te horen ging ze Twents praten, wat niet mocht van haar ouders.

Terwijl ze graag leerde, ervoer ze dat ze beter 6jes kon halen om niet buiten de boot te vallen. Met de kinderen uit de boerenfamilies had ze goed contact, omdat die ook buitenbeentjes waren. Ze leefden dicht bij de natuur. Monica voelde vervreemding bij de vieringen van Koninginnedag en 4 en 5 mei. ‘Dat was niet onze oorlog.’ Die vervreemding was er niet als ze in de kerk was. Ze kon daar vrij denken. ‘Als ik bad, viel alles van me af. Voelde ik dat ik er mocht zijn, als wereldburger.’

De studiejaren in Nijmegen waren gekleurd door het studentenoproer, dat begon in het Maagdenhuis in Amsterdam, maar dat ook de rode stad Nijmegen bereikte. Monica trouwde Rob Hoppe, die na zijn studie een baan kreeg aan de VU in Amsterdam. Dat betekende Nijmegen verlaten, Twente verlaten, nooit meer Twente. Toen ze dit vertelde kwamen uit een van de tassen twee boeken over de twee landschappen die haar dierbaar zijn. Een met Nederlandse  en een met Indonesische landschappen.

Bul, baan, baby

Rob en Monica gingen vervolgens in Castricum wonen. Monica vond werk als cursuscoördinator en cursusleider bij een Amsterdamse ziekenfondsverzekering, afdeling tandheelkunde. Na drie jaar vond ze dat niet interessant meer en stopte toen haar oudste zoon geboren was. Het plan tot dan toe was: bul, baan, baby, zo vat ze die tijd samen.

Bijzonder was haar eerste reis naar Indonesië, met Rob en huisvriend Eric. Op Java bezochten zij o.a. Bandoeng en Solo waar haar familie vandaan kwam. Het was een heel nieuwe ervaring waarbij alles op een wonderlijke manier toch ook vertrouwd was. Ook de week op Bali was onvergetelijk.

Een nieuwe fase brak aan, toen het Monica en Rob met hun drie kinderen verhuisden naar een gezinswoning aan de Dag Hammarskjöldlaan in Castricum. In die jaren met een gezin met kleine kinderen, deed Monica er cursuswerk en vrijwilligerswerk naast. Het was een periode waarin zij bleef zoeken naar de betekenis van het leven en zichzelf vragen stelde over haar identiteit. Wat is mijn weg in dit leven, vroeg ze zich af. ‘Om me voor te bereiden voor de toekomst, moet ik het juiste midden vinden. Als we dat samen vinden, kunnen we hier en nu het goede leven delen’, dacht ze. Helaas bleek dat het juiste midden vinden voor Rob iets anders betekende dan voor haar. Ze groeiden uit elkaar.

Dag Hammarskjöld

Na de scheiding begon weer een nieuwe fase in haar leven, als alleenstaande moeder met drie opgroeiende puberzonen. Het betekende ook het afscheid van haar geliefde laan in Castricum en de verhuizing naar een flat vier hoog in Heemskerk. Maar afscheid van Dag Hammarskjöld nam ze niet. Het wonen aan de Dag Hammarskjöldlaan had haar geïnspireerd meer te willen weten over de naamgever van haar straat.

De academica in Monica groef diep in alles wat ze te pakken kon krijgen over deze Zweedse secretaris-generaal van de VN. In die functie had hij weinig machtsmiddelen, maar als persoon had hij morele kracht door zijn deskundigheid, integriteit en rijp oordeelsvermogen. Als geen ander zette hij zijn moreel leiderschap in.

Waar kwam zijn wijsheid vandaan? Wat was de bron van zijn spiritualiteit? Wat is rijpheid? Ze zocht in de vakliteratuur en vond vooral in de boeken van de psychoanalyticus  Erik Erikson een visie op rijpe volwassenheid. Dienstbaarheid en zorg voor de ander staan dan centraal, en de vraag: voor wie ben je er met je ziel bij?

Het interessante vond ze dat ook Dag Hammarskjöld zoekend was. Zijn teksten laten namelijk een zoektocht zien. In totaal vond ze in zijn dagboek Merkstenen twaalf teksten over rijpheid, die hij verspreid over  tien jaar geschreven had. Ze ontdekte dat zijn dienstbaarheid en moreel leiderschap voortkwamen uit innerlijke overgave en geestelijke rijpheid.

Dit werd de basis van het promotieonderzoek dat ze vervolgens ging doen. Ze wilde antwoord vinden op vele vragen. Wat betekende rijpheid voor Dag Hammarskjöld? En hoe vertaalde Hammarskjöld zijn inzichten in zijn politieke werk bij de Verenigde Naties? Ze moest zijn taal leren verstaan.

Ze ging ook andere christelijke mystici bestuderen, zoals Albert Schweitzer, Martin Buber. Ze leerde eruit hoe belangrijk zelfreflectie is, eerlijk tegenover jezelf zijn. Hoe je daar innerlijke kracht uit kunt putten.

In 2001 promoveerde Monica Bouman aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op een studie over de spiritualiteit en ethiek van Dag Hammarskjöld. Titel van het proefschrift Internationale dienstbaarheid als vrijheid en plicht. Saillant detail: Op het moment dat haar tekst uit de printer rolde, werden de Twin Towers doorboord!

Aansluiting bij de samenleving

Het proefschrift was af en dan wat? Ze zocht weer aansluiting bij de samenleving en ging voor Stichting Pelita werken (maatschappelijke dienstverlening voor oorlogsgetroffenen en burgeroorlog slachtoffers uit voormalig Nederlands-Indië).  Vervolgens werd zij fractiemedewerker van de CDA Statenfractie in Noord-Holland. En ondertussen gaf zij overal lezingen en workshops over het spirituele leiderschap van Dag Hammarskjöld.

Monica werd ook bestuurslid van de WCRP, nu Religions for Peace geheten. Iemand van Initiatives of Change (IC) kwam daar een keer vertellen over het internationale conferentiecentrum in Caux, Zwitserland. Het gedachtegoed van Initiatives of Change sprak haar aan. Ze ontdekte een sterke verbondenheid en zielsverwantschap. En andersom vonden de inzichten over ethiek en moreel leiderschap die ze verwerkte in haar lezingen en cursussen weerklank bij IC, zowel in Nederland als in Caux.

Tijdens een bezoek aan IC Zweden ontstond het idee om een Engelstalig boek te schrijven. In juli 2005 was ‘Dag Hammarskjöld, Citizen of the World’ af. Eén van de vele gelegenheden waarin Monica het boek presenteerde, was tijdens een lezing in Genève. Ook gebruikte zij dit boek tijdens diverse zomercursussen in Caux en trainingen die ze daar gaf samen met Alice Cardel.

Linggarjati

In december 2005 kwam Monica naar het centrum van IC in Den Haag voor een lezing van Joty ter Kulve over ‘Nederland en Indonesië – een uitdagende relatie’.  Joty vertelde dat in haar geboortehuis in het Indonesische Linggarjati, in 1946 de onderhandelingen plaats hadden gevonden tussen Nederlandse en Indonesische delegaties over de toekomstige status van Indonesië. Onder de verstandige leiding van Willem Schermerhorn en  Sutan Sjarir kwam het verdrag van Linggarjati tot stand. Een wijs verdrag dat, als het was geaccepteerd, de beide landen heel veel ellende bespaard had. Maar het Nederlandse parlement bracht zoveel wijzigingen in het verdrag aan dat dit toen niet meer acceptabel was voor Indonesië. Het gevolg: de 'politionele' acties.

Desalniettemin blijven de onderhandelingen van Linggarjati een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van beide landen, omdat voor het eerst de Nederlanders de Indonesiërs als gelijken erkenden. Indonesië heeft van Joty´s geboortehuis een museum gemaakt. Dit bracht Joty´s broer, Willem van Os, ertoe, samen met Joty de stichting Vrienden van Linggarjati op te richten met het doel dit museum te steunen. (Zie de lezing van Monica over dit onderwerp in maart 2009   ‘Linggarjati, gezamenlijk cultuurbezit van Nederland en Indonesië’ 

Monica en Joty vonden elkaar die avond en Monica werd bestuurslid van de ´Vrienden van Linggarjati´. Joty nodigde haar vervolgens uit om samen met haar, haar broer Willem en haar zoon Peter in november 2006 mee te gaan naar Indonesië, om te vieren dat het 60 jaar geleden was dat het verdrag van Linggarjati gesloten was. Ze waren speciale gasten bij de grootse herdenking in de tuin van het museum van Linggarjati. Onder de 600 genodigden bevonden zich de Indonesische minister van buitenlandse zaken, Hassan Wirajuda, de Nederlandse ambassadeur in Jakarta Nicolaas van Dam en de burgemeester (Bupati) van Kuningan, de stad waar Linggarjati onder valt. Dit was Monica’s tweede reis naar het land van haar voorouders. Haar aandacht ging nu vooral uit naar het hedendaagse Indonesië en de vooruitzichten van zijn diverse bevolking.

In maart 2012 richtten Monica en Joty met anderen de Indonesia Nederland Society op met als doel de verhouding tussen beide landen te verbeteren. Ieder jaar reikt INS de Linggarjati award uit aan iemand die bijzonder aan dit doel heeft bijgedragen. De eerste, in december 2012, ging naar Joty.

Oost en west verbinden

Namens de INS bracht Monica kortgeleden haar derde bezoek aan Indonesië. Zij nam deel aan een conferentie die van 8 tot 10 april in de Gadjah Mada universiteit in Yokyakarta plaats vond ter gelegenheid van het feit dat het 60 jaar geleden was dat de Bandung Conferentie gehouden werd.  Op die conferentie in 1955 kwamen de pas onafhankelijke landen uit Afrika en Azië bij elkaar. Dankzij de overtuigingskracht van Dag Hammarskjöld, de toenmalige secretaris-generaal van de VN, kwam ook de premier van China, Zhou Enlai. Het werd een heel belangrijke conferentie, een platform voor dialoog, zoals Monica zegt, in een tijd dat de Koude Oorlog ook Azië had bereikt. Om te onderstrepen dat dialoog nu net zo belangrijk is als toen, bracht Monica daar een paper in met als thema: ‘Bandung 1955, The Rebirth of Dialogue’.

Deze derde reis heeft haar nog meer dan de voorgaande reizen, diep geraakt, zegt Monica. Ze voelde heel sterk de verbondenheid met het land waar haar familie vandaan komt. Deze reis bracht alles voor haar samen. Haar afkomst en haar overtuiging om te werken als bruggenbouwer.

Als laatste komen waaiers uit een tas. Voor iedereen is er een waaier uit Indonesië. De waaier als symbool voor innerlijke ontplooiing, belangrijk voor ieders levensweg. Als alles tot zijn recht komt, kan de waaier zijn volle omvang krijgen. 

Na afloop werd verder gesproken over de kwestie van afkomst. In het publiek zaten meer mensen met een Indische achtergrond. Waar hoor je bij? Joty ter Kulve zei: ‘Je kunt denken, ik hoor niet hier en ik hoor niet daar. Maar waarom denken we niet: ik hoor hier en ik hoor daar. Indische mensen hebben een brugfunctie.’

Iemand anders vertelde dat het optreden van Yvonne Keuls haar geholpen had niet meer geheimzinnig te doen over haar Indische afkomst. Zoals zij het doet, kan het dus ook, dacht ze.

‘Hebben de teksten van Dag Hammarskjöld je geholpen je eigen levensweg te vinden’, was een vraag aan Monica. Ze antwoordde bevestigend. ‘Het heeft me geholpen oost en west met elkaar te verbinden. Nu voel ik hoe het is met mijn eigen levensgeschiedenis verknoopt te zijn. Mijn levensdoel is dialoog en verzoening te bevorderen met de middelen die mij gegeven zijn. Door het schrijven van artikelen en mee te doen in het wetenschappelijke discours.’

Hennie de Pous-de Jonge

 


[1] Uit: Poëzie der Kei-Eilanden, W.A. Braasem, R. Nieuwenhuis,  Volkspoëzie uit Indonesië, J.B. Wolters Groningen, 1952, p. 285, 286.