Overslaan en naar de inhoud gaan

‘Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden’

Datum

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in 2022.

Hij heette Tim, de jongen op wie ik een oogje had in groep 6. Hij was blond, knap en sportief en dat was genoeg om hem mateloos populair te maken. Ik zat op een katholieke school en in mijn klas zat er één andere Surinaams-Hindoestaanse leerling, Yves. Omdat we in de minderheid waren, nam iedereen aan, inclusief de lerares, dat we wel verliefd op elkaar moésten zijn, ook al spraken we elkaar amper. Hij en ik zaten in die ongemakkelijke fase waarin je gewoon erbij wilde horen: je wilde geen donker vriendje of vriendinnetje, je wilde geen traditionele kleding dragen en je wilde zéker niet dat je ouders je kwamen ophalen terwijl luide Bollywood muziek vanuit de auto klonk (mijn ouders hadden hier lak aan).

Ik negeerde Yves en richtte al mijn aandacht op Tim, net als alle andere meisjes. Een keertje kregen hij en ik ruzie op het schoolplein, ik weet niet meer waarover het ging. Tim ging naar de lerares om zijn beklag te doen, kwam terug en noemde mij ‘koelie’. Deze term kende ik allang. Binnenshuis kon alles ‘koelie’ zijn: een bepaalde kleur rood, een manier van praten, een voorkeur voor een bepaald filmgenre. In een Surinaams-Hindoestaanse context betekent het iets als ‘tokkie’. 

Ik vond het vreemd dat Tim dit woord kende. Ik vroeg hem om uitleg en hij zei dat de lerares het hem had ingefluisterd. Toen ik haar daarmee confronteerde, antwoordde ze glimlachend dat ze was getrouwd met een Surinaamse man. Ze zei het alsof dat haar het recht gaf om dit woord te gebruiken. Ik had niet zo gemeen moeten doen tegen Tim, zei ze. Ik voelde me op mijn plek gezet.

Het was niet de laatste keer dat ik werd benadeeld door een leerkracht. Op de basisschool behaalde ik een VWO score voor mijn CITO toets, maar mijn lerares gaf mij een ‘lager’ advies. Nu als voormalig docent weet ik dat leraren hier soms een goed onderbouwde reden voor hebben, wat niks heeft te maken met discriminatie of racisme. Een leerling kan prima het VWO aankunnen, maar qua interesses en talenten beter passen op de HAVO of MAVO.

Als onpraktische, dromerige boekenwurm was dat bij mij niet het geval. Toen mijn ouders verhaal gingen halen, gaf de lerares als uitleg dat het hoger onderwijs niet aan Surinaams-Hindoestaans meisjes was besteed. Shereen zou toch vroeg trouwen en kinderen krijgen, vertelde ze mijn ouders.

Na de bassischool ervoer ik weinig uitgesproken racisme en discriminatie. Er waren wel een heleboel vragen. Je vader heet Willem, ben je geadopteerd? Je ouders zijn zeker heel streng? Ben je nou ook zwart? Word je later uitgehuwelijkt? Kom je nou uit India of Suriname? Hoe kan het dat je Hindoestaans bent, maar geen Hindoe? Hoe kan het dat je Hindoestaans bent én moslim? Spreken jouw ouders thuis wel Nederlands? Of Indisch/Indiaas/Indiaans? (Noot: dit zijn geen bestaande talen). Het zijn begrijpelijke, maar soms vermoeiende vragen. En af en toe weet ik het antwoord ook niet.

Nu er echter zoveel aandacht is voor de Nederlandse koloniale geschiedenis, voel ik mij aangemoedigd en geïnspireerd om deze ervaringen onder te loep te nemen. Hoe verhouden deze zich tot de geschiedenis van contractarbeid, waar de term koelie (laagbetaalde arbeider) vandaan komt? En nog specifieker: wat betekent het voor mij om een ​​gekleurde vrouw te zijn in de Nederlandse samenleving? (foto rechts: Baba en Mai, het immigratiemonument in Paramaribo, Suriname dat werd opgericht ter herinnering aan de komst van de eerste Hindoestaanse immigranten naar Suriname). 

Eerder schreef ik hierover voor Initiatives of Change Nederland, waarin ik inzoomde op de gecompliceerde verhoudingen tussen zwarte en Hindoestaanse Surinamers. Deze groepen zijn, samen met Javanen en Chinezen, onderdeel van de Surinaams-Nederlandse koloniale geschiedenis. Nadat de slavernij was afgeschaft, zochten de Nederlandse plantage-eigenaren elders naar goedkope arbeidskrachten. Zij vonden deze in India, China en Java. Het lijkt mij dat er is nog weinig academische of publieke belangstelling is voor deze immigratiegeschiedenis.

Dit gebrek aan dialoog over de koloniale tijd na de slavernij staat in schril contrast met het levendige nationale debat over racisme en slavernij. Je vindt wel boeiende uitzonderingen, zoals de Amerikaanse schrijfster Gaiutra Bahadur, van Guyanees-Hindoestaanse komaf, die het boek Coolie Woman scheef. Hierin bekijkt ze het systeem van contractarbeid door de lens van het verhaal van haar overgrootmoeder.

Volgens Bahadur bevonden de Hindoestaanse contractarbeidsters zich in een grijs gebied. Hun uitzonderlijke positie als kleurling, vrouw én arbeidster maakte hen kwetsbaar, maar bood tegelijkertijd ook mogelijkheden voor onafhankelijkheid en emancipatie. Extreme armoede, huiselijk geweld en gedwongen sekswerk/huwelijken dreef veel van deze arbeidsters weg uit India, waar zij tot de meest kwetsbare groepen (ongehuwde vrouwen, weduwes en sekswerkers) behoorden.  

Eenmaal in Suriname kregen zij de kans om hun eigen geld te verdienen, al was het weinig. Ook konden zij een nieuw soort sociale mobiliteit uitoefenen. Hindoestaanse vrouwen waren op de plantages in de minderheid, omdat de plantage-eigenaren de voorkeur gaven aan ‘sterke mannen’. Soms was er slechts 1 vrouw voor elke 10 mannen. Sommige vrouwen gebruikten deze scheve verhoudingen in hun voordeel, bijvoorbeeld door de ene man, die haar sloeg of te arm was, te verruilen voor een andere man, die aardiger of rijker was.

Met deze nuance keurt Bahadur contractarbeid niet goed vanuit een of ander feministisch motief. Ze laat simpelweg zien hoe contractarbeid kansen bood voor Hindoestaanse vrouwen binnen een onrechtvaardig systeem. Desalniettemin leden de vrouwen onder de onderdrukking en het geweld dat gepaard ging met contractarbeid. Ook kregen zij minder loon dan de mannen.

De plantage-eigenaren en de Hindoestaanse contractarbeidsters hadden echter een gezamenlijk belang. Sommige contractarbeiders, diep gefrustreerd over het gebrek aan vrouwen uit de eigen groep, uitten hun ongenoegen met geweld, gericht naar zowel de Hindoestaanse vrouwen als de plantage-eigenaren. Om hen koest te houden, moedigden de plantage-eigenaren vaak  polygame relaties aan tussen Hindoestaanse arbeiders. In deze huwelijks- en relatiemarkt hadden vrouwen de overhand. Het was niet zo dat de plantage-eigenaren oprecht begaan waren met de onafhankelijkheids- en emancipatiestrijd van deze vrouwen, maar door het toekennen van enkele privileges aan de contractarbeidsters kon het systeem van contractarbeid in stand worden gehouden.

Een van de beroemdste zinnen uit de wereldliteratuur komt uit De Geschiedenis van Twee Steden van Charles Dickens: ‘Het was de beste der tijden, het was de slechtste der tijden.’ Dit is hoe veel Hindoestanen over de periode van contractarbeid denken. Waar de ene claimt dat deze periode grensoverschrijdende vooruitgang en kansen bood, schrijft de andere weer dat contractarbeid een verkapte vorm van slavernij was. De periode van contractarbeid werd gekenmerkt door zowel racisme en onderdrukking als nieuwe mogelijkheden. Het leven van de Hindoestaanse immigrant was niet rechtlijnig (foto rechts: Hindoestaanse familie voor een huis in Nieuw-Nickerie, Suriname, 1946).

En dat is het nog steeds niet, zeker niet voor de Surinaams-Hindoestaanse vrouwen van nu, die net als hun voormoeders streven naar onafhankelijkheid en emancipatie binnen een patriarchale cultuur. Volgens Bahadur is deze dualiteit een koloniaal overblijfsel. Aan de buitenkant lijkt het alsof Surinaams-Hindoestaanse vrouwen zich goed hebben aangepast: we volgen hoger onderwijs, ambiëren carrières naast een gezinsleven en zoeken onze eigen partners uit. Maar binnenshuis is er ook sprake van seksueel geweld, partnergeweld, prestatiedruk en de druk om zowel een progressieve als traditionele rol te vervullen. Deze problemen blijven onzichtbaar. In 1992 schreef Usha Marhe over deze problemen in Trouw, met als toepasselijke titel ‘Het verborgen leed’, waarin de schokkende zelfmoordcijfers onder Surinaams-Hindoestaanse vrouwen in Nederland worden genoemd.

Je kunt het verleden niet vergeten; het dringt altijd het heden binnen. Ook de Surinaamse Javanen, Chinezen en Hindoestanen dragen de erfenis van het kolonialisme. Het genderspecifieke aspect dat ik in dit stuk heb uitgelicht is daar slechts een klein onderdeel van. Het is tijd om de dialoog over ons koloniale verleden te verbreden en uit te diepen. Bob Marley zong ooit in zijn befaamde Redemption Song: ‘Emancipate yourselves from mental slavery, none but ourselves can free our minds.’ Zijn we klaar voor een versie van Bob Marley die ons vertelt om onszelf te bevrijden van mentale (contract)arbeid?

Bronnen:
Foto familie: Willem van der Pol, Nationaal Archief.