Vazirani is oprichter en directeur van Transasia Bio-Medicals. Het is India’s grootste producent van medische diagnostische apparatuur, met 1.500 werknemers waarvan een derde buiten India. Zijn rol als voorzitter van IofC International en als directeur van Transasia zijn met elkaar verbonden. De waarden van eerlijkheid en dienstverlening die voor Transasia zo belangrijk zijn komen voort uit besluiten die Suresh nam toen hij als twintiger gedurende negen jaar met IofC werkte.
Toen Suresh in 1979 het bedrijf begon had hij 250 roepies in zijn zak en een grote visie in zijn hart: de gezondheidszorg in Azië verbeteren, op een integere manier. Vanaf het eerste begin weigerde hij steekpenningen te betalen. Daardoor liep hij kans contracten mis te lopen en vele duizenden aan rechtszaken te moeten spenderen. Hij stond er op zijn belastingen volledig te betalen ondanks vleierijen van belastingambtenaren die op die manier op een extraatje hoopten.
Vazirani is geboren in een vluchtelingenkamp in Nagpur. Zijn ouders waren ten tijde van de opdeling (van India en Pakistan) in 1947 uit Karachi gevlucht. Pas toen hij aan de universiteit ging studeren, besefte hij dat hij arm was. Hij was met zijn zes broertjes en zusjes in een tweekamerwoning opgegroeid, met gemeenschappelijke toiletten en de eerste tien jaar zonder water en elektriciteit. Toen hij zag hoe anderen leefden, werd hij zelfzuchtig, zegt hij. ‘Ik dacht dat ik het recht had om alles te doen om dingen te krijgen. Waarom zou ik voor een boek of een buskaartje betalen?’
In het kamp heerste een groot saamhorigheidsgevoel. Iedereen kwam uit Karachi. Suresh sloot zich aan bij een rechtse nationalistische beweging. Hij voelde zich aangetrokken door de activiteiten voor jongeren, door de saamhorigheid en het idealisme. Suresh: ‘We hadden het over een nieuwe wereld bouwen die gedomineerd zou zijn door de waarden van het hindoeïsme. Omdat onze families in Pakistan hadden geleden, was het kamp een perfecte voedingsbodem voor anti-moslim gevoelens.’
Na zijn afstuderen ging hij in Mumbai (het vroegere Bombay) in een petrochemisch bedrijf werken. Daar kwam hij in aanraking met mensen van IofC. Hun inzet om aan een betere wereld te bouwen, gebaseerd op morele waarden, deed een beroep op zijn idealisme. De nadruk die werd gelegd om bij je zelf te beginnen, daagde hem uit naar zijn eigen gedrag te kijken. ‘Toen ik dingen in orde maakte, kreeg ik het gevoel dat ik een deel van de oplossing was, en niet van het probleem.’
Hij was van plan om naar de VS te gaan voor een vervolgstudie en om daar carrière te maken zoals de meesten van zijn generatie van Indiase ingenieurs deden. Maar in plaats daarvan besloot hij een jaar als vrijwilliger te gaan werken bij de bouw van Asia Plateau, het nieuwe centrum van IofC in Panchgani (in de buurt van Mumbai). Omdat hij dat werk vrijwillig deed, kon hij zijn familie niet langer financieel steunen. Aanvankelijk steunden zijn ouders hem maar toen het ene jaar negen jaar werd, waren ze zeer ongelukkig. Door al die jaren met mensen van vele nationaliteiten, geloven en achtergrond te werken, werd zijn horizon enorm verbreed en werden zijn vooroordelen ondermijnd. Hij kreeg ook de overtuiging dat ‘het gehoor geven aan de stille stem binnen in ons, kan helpen een beter mens te worden.’
In 1975 riep India’s minister-president Indira Gandhi de noodtoestand uit. De vrijheid van de burger en van de pers werden beknot. Himmat, het nieuwsblad van IofC, waarvan Rajmohan Gandhi, een kleinzoon van Mahatma, de redacteur was, werd hierdoor getroffen. Toen hij weigerde zich aan de censuur te houden, wendde de overheid zich tot de drukkers. Al gauw wilde geen enkele drukker het blad meer drukken. Gandhi vroeg Suresh een oplossing te vinden, zodat het volgend nummer gedrukt kon worden. Duizenden lezers respondeerden op een oproep om geld te geven ‘maar toen we alles bij elkaar optelden, bleek het niet veel te zijn’. Suresh vond een drukpers, wist de eigenaar ervan te overtuigen de machine te verkopen voordat hij de hele som bij elkaar had, nam het drukken op zich en bracht Himmat op tijd uit.
Vier jaar later startte Suresh Transasia met hetzelfde geloof dat ‘als God leidt, hij ook voor de financiën zorgt’. Zijn overtuiging was dat de beste manier om de gezondheid in India te verbeteren via preventie en vroegtijdige diagnosis gaat. Hij zegt dat wereldwijd 70% van de besluiten welke behandeling gegeven moet worden, gebaseerd is op bloedtesten, terwijl zelfs vandaag nog, slechts 30% van de Indiërs ooit een bloedtest heeft gehad. Transasia begon met het importeren en distribueren van bloedanalyse apparaten die in het buitenland werden geproduceerd, maar ontdekte dat deze geïmporteerde apparaten te duur waren voor de meeste Indiase gezondheidsinstellingen. Dus begon men om ze in India te maken en ze voor betaalbare prijzen te verkopen. Inmiddels exporteert Transasia naar meer dan honderd landen.
Wat heeft hij van IofC meegenomen in zijn bedrijf? Ten eerste, zegt hij, een sterk geloof in innerlijke leiding. Alle vergaderingen eindigen met twee minuten reflectie in stilte. Volgens de Financial Times beschouwt hij dat als een fundamenteel deel van het succes van zijn bedrijf. Ten tweede heeft hij door IofC geleerd om uitdagingen te zien als een mogelijkheid. Een mantra die hem goed van pas kwam in zijn gevecht tegen corruptie. Is hij nooit in de verleiding gekomen een steekpenning te betalen zodat zaken sneller gaan? Vazirani: ‘Ik wil niet zeggen dat ik nooit in die verleiding kom. Maar die verdwijnt op het moment dat mijn innerlijke stem mij er aan herinnert dat zakendoen voor mij geen doel op zich is maar een manier om een rechtvaardige en eerlijke wereld te bereiken’. Hij zegt dat de waarden van IofC een belangrijke rol hebben gespeeld in het succes van het bedrijf bij het helpen van miljoenen Indiërs om gezond te blijven. Hij is nu bezig een instituut voor leiderschap op te richten in Asia Plateau om toekomstige leiders training te geven in de waarden van dienstbaarheid, integriteit en verantwoordelijkheid.
Dit artikel is overgenomen uit Changemakers. De oorspronkelijke titel is '250 rupees well spent', uit het Engels vertaald door Johannes de Pous.